06. Desnoods in spiegelschrift
Vokalen, op de klinkerweg verdwaald,
ze klampen konsonanten aan. Waartoe
zo samengaan? Ze zeggen nog geen boe
of bah, of dat dit koppel koeterwaalt.
Ze zwerven her en der, maar onbepaald
een doelwit zoekend. Wie vertolken hoe
een allegaartje uit het ratjetoe
van restjes taal, eens overhoopgehaald?
Betekenissen kozen ’t hazepad.
Als ik op klanken jaag, ze levend vat,
vóór ik ze thuis breng, gaan ze al om zeep.
Hoe ik ze levend vang? Hier zit de kneep:
groef ik voor hen een echoput – ik had
hun spiegelbeeld als letters in mijn greep.
Februari 1987